-
1 atrophier
atrophier [aatrofjee]2 achteruitgaan ⇒ aangetast worden, verzwakt worden -
2 étioler
étioler [eetie.ollee]2 〈 iemand〉bleek, zwak doen worden2 bleek, zwak worden ⇒ verkommeren, wegkwijnen -
3 mourir
mourir [moerier]1 sterven ⇒ doodgaan, overlijden, afsterven♦voorbeelden:1 faire mourir • doden, terecht laten stellense laisser mourir • niets doen om in leven te blijvenon n'en meurt pas • daar ga je niet dood vans'ennuyer à mourir • zich doodvervelenmourir d' amour • vreselijk verliefd zijnmourir d' envie • erg veel zin in iets hebbenmourir de froid • sterven, vergaan van de koumourir de rage • stikken van woedemourir de honte • zich doodschamenmourir de plaisir • dolle pret hebbenmourir de rire • zich doodlachenmourir pour qn. • zijn leven voor iemand geven2 uitdoven ⇒ wegkwijnen, wegstervenv1) sterven2) uitdoven -
4 pourrir
pourrir [poerier]1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden♦voorbeelden:pourrir en prison • in de gevangenis verkommerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bederven ⇒ rot maken, doen (ver)rotten2 besmetten ⇒ aanvreten, aantasten3 bederven ⇒ verwennen, verpesten1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский